Profielen van Betts & Neihart – Visies en modellen
Om hoogbegaafdheid te kunnen vatten, omschrijven, begrijpen en meten zijn veel onderzoeken gedaan. Daarbij komen veel onderzoekers op verschillende visies uit, maar er is ook veel overlap.
Waar eerder het IQ een van de belangrijkste factoren was, is dat het tegenwoordig gelukkig vaak steeds minder. Het is wel waar dat hoogbegaafden een hoog IQ hebben en (zeer) hoog kunnen scoren op tests. Maar om het enkel vanuit dit punt te bekijken, is hoogbegaafdheid tekort doen.
Tessa Kieboom heeft de visie dat je hoogbegaafdheid kunt zien als twee luiken: het cognitieve luik en het zijnsluik. Het cognitieve luik gaat over het denken; de intellectuele capaciteiten, de motivatie en de creativiteit. Dit zijn de meer meetbare kenmerken. Daarnaast heb je het zijnsluik; dit gaat over voelen. Het zijnsluik kent vier onderdelen; perfectionisme, rechtvaardigheidsgevoel, hoog sensitiviteit en kritische ingesteldheid. Deze manier van ‘zijn’ is niet te meten met een IQ test, maar bepaald wel grotendeels het functioneren. Daarnaast is het vooral door dit ‘zijns stuk’ dat veel kinderen zich “anders” voelen dan klasgenoten.
Voor velen is dit een prettig en werkbare benadering van hoogbegaafdheid. Je vind hierin zowel de capaciteiten als de eigenschappen die de -vaak heftigere- gevoelens en emoties veroorzaken. Tessa Kieboom beschrijft daarnaast ook het grotere bewustzijn van hoogbegaafde kinderen. Zij stelt dat naar mate de intelligentie stijgt, ook het bewustzijn stijgt. Dit hogere bewustzijn verklaart waarom veel kinderen angsten kennen die wij niet passend vinden bij hun leeftijd. Dat kunnen angsten zijn voor vulkanen en aardbevingen, voor armoede en oorlogen, het intens meeleven met anderen in vervelende situaties. Maar ook angst voor nieuwe dingen of bijvoorbeeld schoolreisje, want wat kan er allemaal wel niet misgaan. Kennis van deze zijnskant van hoogbegaafdheid zorgt voor veel meer begrip van de omgeving en daardoor ook een betere begeleiding.
Over de cognitieve kant van hoogbegaafdheid is meer geschreven. Een veel gebruikt model is het meerfactorenmodel van Mönks. Hij heeft het triadische model van Renzulli als basis gebruikt en deze uitgebreid met (de invloed van) gezin, school en peers.
Dit “drieringenmodel” van Rezulli geeft aan dat hoog)begaafden vaak over de volgende persoonlijkheidskenmerken beschikken:
- Hoge intellectuele vermogens: intelligentie die boven het gemiddelde ligt, vaak gemeten met een prestatie- of intelligentietest, meestal uitgedrukt met een intelligentiequotient (IQ).
- Taakgerichtheid en volharding (motivatie): doorzettingsvermogen om een taak te volbrengen.
- Creatief vermogen: het vermogen om op een originele en vindingrijke wijze oplossingen voor problemen te bedenken.
Hoewel deze kenmerken horen bij hoogbegaafdheid, is het zeer goed mogelijk dat deze kenmerken niet zichtbaar zijn bij een kind dat niet goed in zijn vel zit. Dit maakt hem uiteraard niet minder hoogbegaafd, maar het maakt de hoogbegaafdheid wel minder zichtbaar. Het belangrijkste voor deze kinderen is om eerst te werken aan het welzijn.
Ter aanvulling van de drie bovenstaande kenmerken wordt in het meerfactorenmodel van Mönks het belang van een goede interactie met de sociale omgeving benadrukt voor een gezonde ontwikkeling. Hierbij is het gezin, de school en vrienden/peers een zeer belangrijke factor voor de ontwikkeling van het hoogbegaafde kind.